Proza - Kleine reizen
Eigen tekst
Brussel visited

De Rue du Midi is lang. Groen oplichtende reclameborden en weinig verkeer. Veel gebouwen kunnen wel een hogedrukspuit gebruiken. Op elke kruising een bordje met vingerwijzingen naar bezienswaardigheden. Ze vertellen me dat ik op weg ben naar het Palais du Midi: het Zuidpaleis. De Rue des Bogards lokt mij naar boven, het is een hellende weg naar de Eglise de la Chapelle , maar ik blijf de Zuidstraat volgen. Hoe verder ik loop, hoe leger het word. Hoge smalle huizen met gietijzeren balkons, zwervers ook. Dichter naar het station staan vier panden leeg, helemaal verpauperd, het doet pijn om te zien. Ik vrees dat ze niet meer te redden zijn.
In de verte gaat een trein over de spoorbrug. Het licht is grijs als ik, nog voor ik het Zuidpaleis heb bereikt, mijn koers wijzig, richting Grote Markt. Ik kom grote groepen padvinders tegen die hun voordeel doen met de reiskorting van de Belgische spoorwegen, zo is me in de trein door een medereizigster verteld. Ik buig af naar de Musées des Beaux Arts, mijn eigenlijke reisdoel.


Nadat het museum haar deuren gesloten heeft, doe ik Montaigne du Park in omgekeerde richting, ik daal de trappen af. Voor de tweede keer vandaag wordt me de weg gevraagd; twee oudere vrouwen zoeken de ‘Luxemburger Strasse'. Als ik hen de goede kant op heb gestuurd, hoor ik klokgelui, heel melodieus, en is de donkere lucht een zware hangbuik vol water.
Terwijl de trein het station uit rijdt kijk ik naar de berookte huizen in de koninklijke straten. Met een aardbeienwafel neem ik afscheid van Brussel, stad met grandeur, en van het museum om nog vaak naar terug te keren.