Proza -Eendenverhaal
Eigen tekst

Ik loop langs de Grift, naar de Donderstraat. Er zwemt een mannetjeseend met me op. Het schemert al. De woerd begint te snateren, eerst zachtjes tegen de oever, dan harder tegen mij. Hij vertelt een verhaal van vroeger. Af en toe neemt hij een slok, ik zie de druppels van zijn snavel vallen. Hij vertelt over oliekoeken, witte pijen en Pasen. Een andere eend zwemt mijn woerd tegemoet. Even later vliegen ze samen weg, naar familie onder de Wittevrouwenbrug.
Thuis schrijf ik het verhaal meteen op, aangevuld met feiten die ik al kende. Het speelt zich af in 1663. Er stond een klooster op de plek van de Wittevrouwenpoort, al eeuwenlang bewoond door nonnen in witte gewaden. Na de Reformatie hadden ze hun pijen noodgedwongen afgelegd. Voor het paasfeest mengde een van hen boter, melk, eieren en bloem, voegde rozijn, amandel en wat gember toe, en stak het vuur aan.
De oliekoeken sisten in de pan, maar niemand keerde ze om. De vlammen werden wild. De eenden zagen vuur bij het klooster van de ‘witte vrouwen'. Ze hielden hun snavel dicht voor de rook. Ze zwommen weg en zagen op veilige afstand hoe de kloostermuren het begaven. Dat vonden ze erg: ze hielden van die plek. Er waren gezellige nissen, en knusse beschutte hoekjes. In strenge winters kregen ze er brood.
Nog altijd vertellen eendenvaders het verhaal van het Wittevrouwenklooster aan hun kinderen. Misschien was het de oranje zon waardoor de woerd het die warme avond aan mij vertelde. En nu komt de herfst eraan, een seizoen dat ook bij eenden veel herinneringen losmaakt. Houd uw oren dus maar open!